Bij het woord begrenzen denken we vaak gelijk aan het begrenzen van een ander: hoe zorg ik ervoor dat ik die ander niet over mijn grenzen gaat. Maar minstens zo belangrijk is het om ook onszelf te begrenzen, want gaan wij ook zelf niet vaak over onze eigen grens? ‘Nog een wijntje/koekje dan’, ‘Als ik het gewoon even doe dan ben ik er vanaf’ of ‘Alleen dit nog even afmaken, daarna neem ik pauze’. Herkenbaar? Om achteraf spijt te hebben van je keuze omdat de tijd ‘op’ is, je je uitgeblust voelt, je lijf misschien zelfs letterlijk pijn doet en je er vreselijk van baalt dat je geen voorrang hebt gegeven aan datgene wat echt belangrijk voor je is.
Waarom we doen wat we doen
Het gaat vaak om hele simpele, snelle keuzes. Doe ik dit wel of doe ik dit niet. De meeste ervan maken we zonder er echt over na te denken. Omdat het nou eenmaal zo hoort of van ons verwacht wordt. Omdat we er dan bij horen of omdat we het nou eenmaal altijd zo doen. Of – en dat zijn gevaarlijkste – omdat we denken dat we geen andere keuze hebben (lees ook mijn blog liefde of angst). We houden onszelf daarmee heel vaak ontzettend voor de gek. Met alle gevolgen van dien.
We weten veel meer als we ook voelen
We denken vaak dat grenzen rationeel en duidelijk zijn, maar niets is minder waar. Grenzen hebben juist altijd te maken met gevoelens en behoeften. En wanneer je die onvoldoende of juist overmatig vervult, passeer je de grens ongemerkt. Grenzen zijn in eerste instantie dus vooral voelbaar. En dat is precies de reden dat we er zo makkelijk overheen gaan. Het valt immers niet gelijk op. Bovendien zijn we ons vaak helemaal niet zo bewust van wat we precies voelen. Dus hoe kan je er dan op anticiperen? Het antwoord is daarmee even simpel als lastig: we moeten willen voelen om het te kunnen weten.
Jezelf begrenzen: zo doe je het wel
Willen voelen dus. Voordat je gaat denken of – misschien zelfs gelijk al – gaat doen. Ik geef je een suggestie hoe je jezelf daarin traint:
- Breng je aandacht naar je ademhaling. Hoge, onregelmatige of snelle ademhaling? Dan is er iets wat je aandacht vraagt. Je lijf is hard aan het werk. Stop even met waar je mee bezig bent en focus alleen op je ademhaling tot deze weer rustig is (soms helpt het om even te wandelen/bewegen. Dat is prima als je aandacht maar volledig gericht is op je ademhaling en/of het voelen van je bewegingen);
- Als het goed is, ben je nu – ook al is het maar even – uit je hoofd in je lijf geweest en heb je alleen maar gevoeld. Dit helpt je om nu alsnog met je hoofd te kunnen bepalen welk gevoel er eigenlijk in je is. Ben je vooral boos, blij, bang of bedroefd?;
- Benoem dit gevoel hardop aan jezelf zodat het er bewust is en
- Stel jezelf de vraag: ‘Moet ik dit nu doen?’.
Je zult merken dat het antwoord – als je echt eerlijk bent – veel vaker nee is dan je denkt. Er zijn immers maar heel weinig zaken die jij echt nu moet doen. De meeste dingen kunnen ook later, door iemand anders, zijn eigenlijk niet direct of helemaal niet nodig of wil je gewoon helemaal niet (meer). En sommige dingen wil je juist wel heel graag en ook dat is goed om je door te voelen bewust te worden.
Stop hou op, maar dan tegen jezelf
Eitje? Zeker niet. Het gaat er namelijk om dat je jouw eigen – echte! – gevoel durft te benoemen. Niet gechargeerd in de trant van ‘niet prettig’ of ‘niet leuk’, want dan raakt het de essentie niet. We zullen een laag dieper moeten willen voelen. Ben je verdrietig, gespannen of bang voor wat er komt? Voel je je onzeker of het wel lukt of juist schuldig als je het niet doet? Dat gevoel willen voelen en erkennen, vraagt om lef. En om er vervolgens ook nog naar te handelen (en je gevoel dus serieus te nemen!) vraagt om nog veel meer lef en de discipline om het ook echt te doen. Dat is de ‘Stop, hou op!’, maar dan tegen jezelf.
Benieuwd hoe dit voor jou werkt? Boek hier dan direct een kennismakingsgesprek.
Groet, Eiline